Grenzen verleggen in de techniek van biobased
In het dorp Marknesse in de Noordoostpolder verrijst in rap tempo een bijzondere woonwijkje van 12 biobased huurwoningen. In opdracht van woningbouwcorporatie Mercatus worden hier de uiterste grenzen opgezocht van wat met biobased bouwen technisch mogelijk is. De projectleider en de projectarchitect geven enthousiast een rondleiding over het terrein.
Op voorhand wil architect Degen een begripsverwarring uitsluiten die volgens hem in de bouw en ook in de corporatiewereld bestaat over de betekenis van drie basisprincipes voor hedendaagse woningbouw. Degen: “Ongeacht welke bouwopgave richt ORGA-architect zich bij het ontwerpen en begeleiden van bouwprojecten op het realiseren van gebouwen die de gebruiker dichter bij de natuur brengen. Dat heet biofilisch bouwen en we maken dat concreet door toepassing van materialen die van natuurlijke oorsprong ofwel biobased zijn en ook circulair, dus hergroeibaar binnen korte tijd. Die drievoudige aanpak ineen, brengen we hier in Marknesse in praktijk door de hele bovenbouw van twee woongebouwen met elk zes woningen volledig uit te voeren in hout. Dus ook het hellende dak.”
Projectleider Jeroen Dijk heeft weliswaar ervaring met kleinschalige toepassingen van biobased producten, maar zo’n compleet biobased concept als in Marknesse had hij nog niet eerder gezien. Dijk: ”Vanuit mijn vak sta ik positief tegenover deze nieuwe aanpak. Tegelijkertijd besef ik dat we daarmee een hele reeks nieuwe aandachtspunten te verwerken krijgen.”
Nieuwe eisen
Welke extra aandachtspunten komen aan de orde bij deze biobased bouwwijze?
Dijk: “Dan denk ik bijvoorbeeld aan hoe we die planken van de dakbedekking wilde gaan verdelen over het dakvlak. Daarbij heb je rekening te houden met vaste handelslengtes van het hout en met het voorkómen van veel zaagverlies. Je wilt ook niet teveel stuiknaden in het zicht hebben. Voor timmerfabriek Ter Harmsel in Holten werd dat houten dak een lastige legpuzzel. Die opgave hebben ze daar met veel rekenwerk en inventiviteit tot een goed einde gebracht. Verder werd tijdens de dakopbouw van het eerste grote houten casco duidelijk dat bij sommige dakdetails afzonderlijke brandwerendheidsklassen van toepassing zijn. Dat vraagt om een specifieke behandeling van het dakhout met een brandvertragend middel, een procedé dat alleen in Engeland wordt uitgevoerd.” Architect Degen wijst op het aandachtspunt dat zich aandiende bij de uitvoering van de houten draagconstructie van de bovenbouw. Degen: “Voor het vastmaken van de houten casco aan de betonfundering zijn allerlei verbindingsmiddelen leverbaar, ook speciaal voor biobased verbindingen. Maar wij willen natuurlijk zo weinig mogelijke staal gebruiken, want dat is fossiel. Uiteindelijk moesten we op dat punt wel een concessie doen. Ter wille van de stijfheid van het lange houten volume moesten we gebruikmaken van stalen strips. Intussen hielden we ook in de gaten dat de constructie losmaakbaar moet blijven, want ook dat hoort bij de eisen van de circulariteit die we nastreven.”
Consequent
Biobased bouwen vraagt in de uitvoerende fase van de betrokken vakkrachten een voortdurende alertheid. Niet alleen bij de materiaalkeuze, maar ook bij het toepassen van andere werkmethoden of hulpmiddelen. Degen: “Op veel bouwplaatsen horen kitspuit en PUR- en PIR-schuim tot de gewone hulpmiddelen bij montage, afdichting en isolatie van bouwdelen. Bij ons niet. Voor ons is bij assemblage van bouwelementen hier op de bouwplaats het parool: Alles tapen! In plaats van met kit en PUR werken we hier consequent met specifieke tapes, aanslagen, zwelbanden en speciale afdichtingen. Voor sommige toepassingen is geen 100 % biobased product te vinden. In dat geval wijken we uit naar het minst schadelijke product. Zelfs voor een fossiel product als beton zijn al minder schadelijke alternatieven te vinden met minder cement. Er bestaat al circulair beton, met zo weinig mogelijk cement. Bij betonleverancier VBI gieten ze bijvoorbeeld zogenoemde vrijdagmiddagplaten, waar nog minder cement in zit. Met het weekend erbij krijgen die platen dan een extra droogtijd.’’
Verder streeft ORGA-architect naar een regeneratieve manier van bouwen. Dat is de biofilische gedachte dat je na de bouwactiviteiten, de bouwplaats altijd achterlaat met per saldo een positieve milieu-impact. Jeroen Dijk geeft een treffend voorbeeld. “De houten bekroning van de kopgevels van ons houten woongebouw hebben de vorm van traditionele, gemetselde schoorstenen. Alleen zitten er in onze houten versie van dat detail geen rookkanalen, maar nestkastjes voor vleermuizen.”
Leermomenten
De wandelaar die over enkele maanden door de polder bij Marknesse loopt, zal zich misschien verbaasd afvragen wat de bouwers van die twee opmerkelijke houten volumes heeft bewogen. Welk motief hadden de ontwerpers en bouwers voor het besluit om deze gebouwen volledig uit te voeren in hout?
Jeroen Dijk geeft een praktisch antwoord: “De belangrijkste reden was dat we op de daken van onze twee woongebouwen geen keramische pannen wilden hebben. Die vertegenwoordigen namelijk een flinke milieulast vanwege de aanzienlijke CO2-uitstoot bij de productie en vervoer. Dat zou niet goed passen bij die houten casco’s van alleen maar gezonde, natuurlijke materialen. Met de houten dakbedekking van de gebouwen brengen we de CO2-belasting per saldo zelfs terug tot een negatieve waarde. Want dat hout stoot geen CO2 uit, maar slaat juist CO2 op. Een leermoment tijdens de uitvoerig was ook dat we beseften dat we veel meer tijd hadden moeten uittrekken voor detaillering. Daar hebben we ons toch enigszins op verkeken. Het tweede woonblok had er al twee weken geleden moeten staan. Die achterstand heeft te maken met de waterdichte afdichting van het dak en de detaillering ervan. Dit project is sowieso al duurder dan conventioneel bouwen. Als je daarbij nog extra budget besteed aan biobased gevelbekleding en houtvezelisolatie dan gaan de kosten snel omhoog.”
Gebruiksaanwijzing
Inmiddels zijn de twaalf biobased woningen in Marknesse al toegewezen aan de belangstellenden.
Om in aanmerking te komen voor deze woningen konden geïnteresseerden een motivatiebrief sturen met uitleg waarom zij graag in een biobased woning willen wonen.
Verder konden ze vertellen welke woonwensen ze daarbij hadden en laten weten welke voorstelling ze hadden van wonen in een biobased huis. Voor Jeroen Dijk was het een aangename verrassing om via die directe weg iets te horen van de verwachtingen van toekomstige gebruikers van woningen waaraan hij werkt. Dijk: ”Zodra de nieuwe bewoners hun nieuwe biobased woning gaan betrekken, krijgen ze een heldere gebruiksaanwijzing over hoe ze hun biobased woning kunnen gebruiken en bedienen. Speciaal is bijvoorbeeld de uitgekiende opbouw van de binnenwanden. Dat zijn folieloze, dampopen constructies die het binnenklimaat conditioneren. De natuurlijke houtvezels in de wanden regelt de golfbeweging van warme en koude lucht in de woonruimte. Gaat een ijverige bewoner zo’n wand met gewone muurverf te lijf, dan bederft hij daarmee de ademende functie van die wand. Om over boren, schroeven en spijkeren nog maar te zwijgen.”