Artikelen

Published on september 23rd, 2021 | by info@corporatiebouw.nl

0

Circulair en natuurinclusief bouwen

Hoe kunnen corporaties bijdragen aan een circulaire en duurzame bouweconomie? Interview met Thomas Rau en Sabine Oberhuber van Turntoo.

Turntoo realiseerde Light as a Service voor Lounge 2 van Schiphol. In een soortgelijke constructie
zouden woningcorporaties Leefomgeving als Service kunnen afnemen van woningproducenten.

Hoe realiseren we een circulaire en werkelijk duurzame bouweconomie? En hoe kunnen woningcorporaties daaraan een constructieve bijdrage leveren? Econome Sabine Oberhuber en haar partner, architect Thomas Rau, denken al hun hele leven na over dit soort vraagstukken. Hun theorieën hebben ze vastgelegd in het boek Material Matters. Met heel praktische initiatieven voegen zij daden bij hun woorden.

Woningcorporaties zijn er om woonruimten aan te bieden. Maar het blijkt keer op keer dat hun sociale opgave conflicteert met hoe ze binnen de bestaande verhoudingen gedwongen zijn die taak in te vullen. De sociale component blijft daarbij ernstig onderbelicht. Dat zeggen Thomas Rau en Sabine Oberhuber. Ze zijn partners in leven en werk en Turntoo is hun gezamenlijke onderneming. 

Rau: “Als je een taxibedrijf hebt, kies je uit het grote aanbod modellen een betrouwbare auto die altijd start, lang meegaat en weinig onderhoud vergt. Je gaat niet met een programma van eisen en enkele schetsen naar een autoproducent om er eentje te laten bouwen en pas als die klaar is ga je de service aanbieden, waarvoor je het taxibedrijf hebt opgericht, namelijk personenvervoer. Niemand zou op dat malle idee komen. Maar bedrijven die in plaats van personenvervoer het wonen faciliteren, doen dat wel. En iedereen vindt dat normaal. De overheid voorop.” Oberhuber: “Sterker nog: de overheid geeft woningcorporaties weinig ruimte om meer te doen dan woningen bouwen. De bijzaak is hun corebusiness geworden. Terwijl ze aan de hoofdzaak nauwelijks toekomen. Die hoofdzaak zou moeten bestaan uit de verhuur van het product Leefomgeving. En dat product kun je zo individueel maken als je zelf wilt.” Rau: “Ja, hun taak is het wonen faciliteren. Daarom vind ik de naam woningcorporatie volledig achterhaald. Het gaat niet om woningen, maar om wonen. Je kunt ze beter wooncorporaties noemen. Dat past tenminste bij de taak die ze te vervullen hebben. Wij, en we zijn gelukkig niet meer de enigen, vinden dat het totaal anders moet en kan. Ons concept dat het hele proces van grondstoffen, bouwmaterialen, produceren en wonen omvat, resulteert in een situatie waarin wooncorporaties het product Wonen of Leefomgeving inkopen. Dat doen ze bij de woningproducent door op maat van hun huurders een of meerdere modellen uit te kiezen. Wij vinden dan dat de producent eigenaar moet blijven. De corporaties kopen alleen de service. We komen hier nog op terug. De aanpak leidt tot een forse reductie van CO2-uitstoot, een circulaire bouweconomie en een waarachtig duurzaam bouwproces.”

“De overheid geeft corporaties weinig ruimte om meer te doen dan woningen bouwen. Verhuur van het product Leefomgeving zou de hoofdzaak moeten zijn”

Oberhuder

EEN LEVEN LANG NADENKEN
De verworven inzichten over een circulair en duurzaam bouwproces zijn het resultaat van een leven lang nadenken over hoe het beter kan. Dat begon al vroeg. Oberhuber kreeg het groene denken met de paplepel ingegoten. Haar moeder was een van de eerste leden van de groene partij in Duitsland, Die Grünen. Het was in de tijd dat de zure regen de bossen teisterde en de gevolgen van de kernramp in Tsjernobyl ook in haar geboorteland voelbaar waren. Zij zag al vroeg in dat het lineaire productiemodel van de consumptiemaatschappij de belangrijkste oorzaak was van de teloorgang van natuur en milieu. Door een studie economie zou ze er iets tegen kunnen doen.

Rau, eveneens geboren in Duitsland, liep als kind ernstige brandwonden op doordat hij een barbecuefeestje wilde versnellen met benzine. Een jaar lang leefde hij in de volstrekte afzondering van een couveuse waar geen zonlicht doordrong. Die ingrijpende ervaring bracht hem ertoe zijn leven te wijden aan een gezonde wereld voor iedereen. Een studie aan de Rheinisch-Westfällische Technische Hochschule in Aken was een teleurstelling. Architectuur, vond hij toen al, betekent dat je de biografische ontwikkeling van mensen ruimtelijk begeleidt. Maar in de opleiding leerde hij niets over wie in zijn visie central stond, namelijk de mens. Een studie aan de kunstacademie in Bonn moest daar verandering in brengen. Daar wisten ze weliswaar alles over de mens, maar niets over de wereld. Een combinatie van zijn leerervaringen werd richtsnoer voor de architect Rau. Zijn inspiratie haalt hij uit het immateriële en het materiële.

Het spirituele en het fysieke zijn onlosmakelijk verbonden in zijn werk. Hun visie hebben Oberhuber en Rau vastgelegd in vele publicaties en gebundeld in het boek Material Matters.

Een pilot bij woningcorporatie Eigen Haard in Amsterdam: Bosch (BSH) plaatste het witgoed en
betaalde voor het energieverbruik. De bewoners betaalden voor het gebruik. Resultaat: lager energieverbruik,
minder afval en de huurders beschikten over de beste apparaten van BSH. Dat viel bij
iedereen in goede aarde.

PRAKTISCHE INVULLING
Hoe ziet hun visie er in de alledaagse praktijk van de gemiddelde corporatiemedewerker uit? Welke stappen leiden tot een organisatie die het product Leefomgeving kan aanbieden? Zijn er concrete voorbeelden te geven? Rau: “Voor een groot project op Schiphol, de lounge 2, levert Philips licht. Niet de lampen, maar de lumen om een veilige situatie in de lounge te creëren, die ook verzekeringstechnisch voldoet. Light as a service, noemen we dat. De klant betaalt voor die service, Philips betaalt de energierekening. Dan zie je dat de energierekening met een derde omlaag kan, als de verantwoordelijkheid bij de partij komt te liggen die de macht en de kennis heeft om aan de knoppen te draaien. DE energierekening speelt aldus een centrale rol in zijn verdienmodel.” Oberhuber: “Light as a service hebben we oorspronkelijk voor ons kantoor ontwikkeld. Daar was het rendement nog veel hoger, omdat Philips met allerlei sensoren de verlichting heeft geoptimaliseerd.”

PILOT
Hetzelfde concept kan een wooncorporatie inzetten, aldus Turntoo. Zeker voor de ruimten die gedeeld worden, zoals gemeenschappelijke garages, bergingen, trappenhuizen en galerijen. En de toepassing beperkt zich niet tot alleen

licht. Oberhuber: “We hebben samen met BSH een pilotproject gedaan bij Woningcorporatie Eigen Haard. Dezelfde gedachte: gebruik in plaats van bezit. De bewoners betaalden via Eigen Haard voor het gebruik van huishoudelijke apparaten. BSH betaalde de energierekening. Het is ook een manier om te ontsnappen aan ‘the poor man’s trap’. Minder vermogende mensen kopen doorgaans goedkope producten die snel stuk gaan. En dat betekent hoge reparatiekosten, waardoor ze uiteindelijk toch duur uit zijn. In de pilot konden de bewoners beschikken over de beste en meest geavanceerde apparaten van BSH zonder dat het hun meer kostte. En dat beviel goed.”

“Onze aanpak leidt tot een forse reductie van CO2-uitstoot, een circulaire bouweconomie en een waarachtig duurzaam bouwproces”

Rau

WETGEVING AANPASSEN
Turntoo stuitte bij de pilot wel op grenzen van wat woningcorporaties wettelijk is toegestaan. Ze mogen namelijk geen huur heffen over apparatuur. Terwijl daar nu juist het probleem schuilt. De energierekening verschilt nauwelijks nog van het huurbedrag van de woning. Oberhuber: “De wetgeving is vaak een aanjager voor vernieuwing. Dat zien we op veel terreinen. Maar in dit geval remt ze de ontwikkeling van circulaire en energiezuinige businessconcepten. Als woningcorporaties meer armslag krijgen, kan de huurwoning inclusief huishoudelijke apparatuur een product worden: het woonproduct als service. De leefomgeving als service. Pilots als bij Eigen Haard zijn slechts een eerste voorzichtige stap op weg naar een bouweconomie zoals wij ons die voorstellen.” Rau: “Die woning moet dan wel een hybride model zijn. Een modulair bouwsysteem met technisch intensieve elementen en elementen waarmee we de ruimte definiëren. De samenstellende delen en materialen krijgen een paspoort dat een set aan informatie bevat waardoor alle materialen gemakkelijk na het einde van de levensduur van de woning een weg vinden in de circulaire bouweconomie. Daar hebben we vier jaar geleden Madaster (zie kader) voor opgericht.”

MADASTER
“Afval is materiaal zonder identiteit.” Het is een vaak geciteerde uitspraak van Thomas Rau. Madaster, een idee uit de koker van deze architect en visionair, geeft materiaal z’n identiteit want het systeem registreert gebouwen waarvan de materialen over een paspoort beschikken. De mensheid weet voor altijd waar de materialen gebleven zijn. Inmiddels staat er tien miljoen vierkante meter geregistreerd en is het platform live in Duitsland, Noorwegen, België, Zwitserland en Nederland. Dit jaar verwacht Rau dat Madaster de vleugels uitslaat naar Taiwan en Saoedi Arabië: “Er zijn nu al banken die korting geven op hypotheken als je beschikt over een materialenpaspoort. Verzekeringen houden er rekening mee en bedrijven plaatsen de waarde van de materialen op hun balans. Verder is er wetgeving in de maak om een materialenpaspoort voor gebouwen verplicht te stellen.” Voorziet een woningcorporatie al haar woningen van een materialenpaspoort, dan is op elk moment de materialenwaarde te bepalen, evenals de financiële belasting. Ook is uit te rekenen wat de CO2-belasting is. Rau: “Dat laatste is zeker van belang nu een CO2-tax niet lang meer op zich laat wachten. . Je kunt – zonder verrast te worden – maximaal anticiperen op deze nieuwe wetgeving.”


Wilt u hier een bericht plaatsen over een project van uw corporatie? Of wilt u aandacht in ons vakblad Corporatiebouw voor uw project?

Mail dan uw bericht met foto naar contact@corporatiebouw.nl



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top ↑

X